Brussel is een toffe stad. Echt waar. Ik weet dat er velen zijn, voornamelijk vlamingen, die een beetje schrik hebben om erheen te gaan. Het is er zogenaamd zeer crimineel. En als je een poepig stadje als Gent gewend bent, snap ik best dat je zo denkt. Van Brussel moet je leren houden, en je moet je gedrag een beetje aanpassen om hier in te blenden met de rest. Je moet vooral over de zwervers heen stappen, en omhoog kijken. Kijk naar de vele prachtige gebouwen, golvende lijnen, keramieken gevels, art nouveau -en deco glas in lood. De kozijnen, de schattige franse balkonnetjes en de bloemenbakken in de lantaarnpalen. Er is veel te zien als je je hoofd in je nek legt. Een ding waar je wel aan moet denken is je schoenkeuze.
De dag dat ik besloot om meer omhoog te kijken, was ook de dag waarop ik dacht: ik woon hier nu al een jaar, nu moet ik het toch eens durven. Het was de dag waarop ik voor het eerst met mijn rode plateauhakken Brussel in trok. En dat was geen goed idee… Al na een paar stappen buiten mijn huis, en nadat ik de brede stoeprand van Place St. Catherine had verlaten (hakdragende vrouwen wonend in het centrum weten precies welke stoeprand ik bedoel), had ik spijt. Want hoe leuk Brussel ook is, lopen op hakken is niet mogelijk. Tenminste, niet voor mij. Ik heb ze wel gezien in het wild, de vrouwen op naaldhakken die ook nog eens de metro kunnen halen, maar ze zijn zeldzaam. Nee, als je in Brussel woont, en wilt genieten van al haar pracht, moet je comfortabel schoeisel dragen.
De dag met de Rode Hakken ben ik met de hakken over de sloot doorgekomen. Eenmaal thuis zette ik ze weer veilig terug in mijn schoenenkast: om te bewaren voor in Nederland. Want nu, nu wil ik comfortabel op mijn Nike’s met mijn ogen gericht op al het moois over de St. Katlijnse kinderkopjes kunnen lopen…